Naar aanleiding van de studiedag Hebben ze zin? werd in de reeks Kruispunten van de Sociale Wetenschappen (een uitgave bij Garant), een congresbundel gepubliceerd onder redactie van Christian Van Kerckhove, Katrien De Maegd, Frank Stappaerts, Papatya Dalkiran en Joris Van Poucke. Het boek bundelt een aantal bijdragen vanuit de voorname maar vaak in het publieke debat ondervertegenwoordigde actoren uit het onderwijsveld van de levensbeschouwelijke vakken.
Voor de bijdragen vanuit de levensbeschouwelijke optiek van het vrijzinnig humanismen stonden inspecteur-adviseur NCZ Jan Van Vaek en lector NCZ Papatya Dalkiran garant. Papatya Dalkiran schreef een inspirerend stuk over hoe we levensbeschouwing en burgerschap kunnen verbinden door van de levensbeschouwelijke vakken het leerlabo te maken voor oefenen in democratie en met ruimte voor een emancipatorische levensbeschouwelijke zoektocht van elk kind in dialoog met de ander.
In zijn bijdrage overdenkt Jan Van Vaek het huidig debat vanuit het utilitaristisch gezichtspunt “omwille van haar nuchter en publiek karakter” en stelt zich de vraag naar de consequenties: “welke globale meerwaarde biedt levensbeschouwelijk onderwijs dat georganiseerd wordt door de levensbeschouwelijke socialisatie-instanties?”. De vraag naar het belang van de beleefde levensbeschouwelijke identiteit gaat hij daarbij niet uit de weg. De ratio kan en mag geen monopolie claimen. Emoties (de beleving) hebben ook hun recht aan de binnenkant van een levensovertuiging, zolang ze diversiteit erkennen.
“Levensbeschouwelijke vakken betekenen een grote meerwaarde op school door het waarderen en onderzoeken van het levensbeschouwelijk kapitaal dat kinderen van thuis meebrengen. Wie weet slagen we er op die manier beter in de kloof tussen thuis en school te dichten.”
“Een gesprek tussen mensen met een andere cultuur – of levensbeschouwing – kan goed lopen als de uitgangspunten gedeeld worden door de individuen. Zodra ze hebben gevonden wat gedeeld wordt, kunnen ze het ook leuk vinden om dingen te vinden die ze niet delen. K.A. Appiah noemt het een beloning van de kosmopolitische nieuwsgierigheid”.