Wij ontvingen van de heer Luc Devuyst het volgend schrijven waarin hij (o.m.) als ere-voorzitter van de EI&V zijn visie geeft op de ILD-passage uit het Vlaams regeerakkoord (2024-2029):
De Heer Matthias Diependaele, minister-president van de Vlaamse Regering
Mevrouw Zuhal Demir, minister van Onderwijs, Justitie en Werk
Geachte minister-president,
Geachte minister,
Hierbij zend ik u een open brief betreffende de door het Vlaams regeerakkoord beoogde afschaffing van de lessen zedenleer en godsdienst in het officieel onderwijs.
Hoogachtend,
Betreft: De beoogde afschaffing van zedenleer en godsdienst in het officieel onderwijs – een ondoordacht idee
Het Vlaams regeerakkoord bevat een opmerkelijke passage: “Het opsplitsen van leerlingen in het officieel onderwijs per levensbeschouwing is organisatorisch moeilijk. We maken daarom voor het officieel onderwijs de omslag naar een model waarin we twee uur interlevensbeschouwelijke dialoog voorzien in het basis en secundair onderwijs binnen de lessentabel.”
De Vlaamse regering heeft zich dus tot doel gesteld de bestaande lessen niet-confessionele zedenleer en godsdienst volledig af te schaffen, althans in het officieel onderwijs. Deze maatregel is niet doordacht. Ik maak hierbij graag zes fundamentele punten van kritiek.
Ten eerste, de ministers in de Vlaamse regering leggen een eed af waarin ze “gehoorzaamheid aan de grondwet” beloven. Welnu artikel 24 van onze grondwet bepaalt dat de scholen ingericht door openbare besturen de keuze moeten aanbieden tussen onderricht in een der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer. De Vlaamse regering heeft uiteraard geen enkele bevoegdheid om de Belgische grondwet eigenhandig te wijzigen.
Ten tweede, artikel 24 is het gevolg van het schoolpact van 1958. Wanneer men de lessen godsdienst en niet-confessionele zedenleer afschaft tast men een fundamenteel aspect van het schoolpact aan. Laat ons niet vergeten dat de schoolpactwetgeving steunt op twee pijlers. De vrijheid van onderwijs en de invoering van een cursus niet-confessionele moraal op alle onderwijsniveaus van het officieel onderwijs. Het openbreken van het schoolpact is een bijzonder slecht idee. Het opent een doos van pandora.
Ten derde, de passage in het Vlaams regeerakkoord over levensbeschouwelijke vakken heeft enkel betrekking op het officieel onderwijs. Is het doel dat ouders die godsdienst als opleidingsonderdeel belangrijk vinden verplicht worden voor het katholieke net te kiezen? Dit brengt het delicate evenwicht tussen de officiële en vrije schoolnetten in het gedrang. En wat met de ouders en hun kinderen die bewust voor niet-confessionele zedenleer opteren? Zij kunnen nergens meer terecht. Een duidelijke en ongrondwettelijke discriminatie van de humanistisch-vrijzinnige gemeenschap. Het gaat om niet minder dan 130.000 leerlingen!
Ten vierde, als reden voor de aangekondigde maatregel vermeldt het regeerakkoord enkel organisatorische moeilijkheden. Het is correct dat de opsplitsing van de leerlingen volgens de levensbeschouwelijke keuze van de ouders enige vaardigheid en creativiteit vraagt bij het opstellen van de lessenroosters. Dit is al zo sedert deze keuzemogelijkheid in 1921 werd ingevoerd in het secundair onderwijs, en sinds het door het schoolpact werd verruimd. Uiteraard maakt het huidige tekort aan leerkrachten het er niet gemakkelijker op. Maar dit tekort is een algemeen probleem dat een algemene aanpak verdient. In ieder geval kunnen praktische moeilijkheden nooit een reden zijn tot afschaffing van een recht vastgelegd in de grondwet. Leo Tindemans zei het al: ”De grondwet is geen vodje papier”.
Ten vijfde, indien de Vlaamse regering denkt met een cursus interlevensbeschouwelijke dialoog de bestaande lessen zedenleer of godsdienst volledig te kunnen vervangen, en daarbij in overeenstemming te handelen met de grondwet, is ze tweemaal fout. Enerzijds spreekt artikel 24 van de grondwet duidelijk over het bieden van “een keuze tussen” een der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer. Anderzijds zijn noch de Vlaamse Gemeenschap noch het officieel onderwijs bevoegd de inhoud te bepalen van een cursus morele en religieuze opvoeding, en die voor te stellen als een geldige vervanging van de keuzemogelijkheid ingeschreven in artikel 24. De Gemeenschap staat in voor de inhoud van wat de grondwet “neutraal onderwijs” noemt. Daarbij moet ze ook de keuze waarborgen tussen onderricht in een der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer tot het einde van de leerplicht. Maar alleen de erkende levensbeschouwingen zijn bevoegd om de inhoud van hun cursus godsdienstige of niet-confessionele moraal te bepalen en hiertoe de leerkrachten voor te dragen.
Ten slotte, de kern van de zaak: Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat een gedegen levensbeschouwelijke opvoeding en engagement een meerwaarde vormen voor de samenleving. We weten dat levensbeschouwelijk onverschilligen veel meer vatbaar zijn voor een negatief nihilistisch discours en bijhorend gedrag dan geëngageerden: vrijzinnigen en gelovigen. Dit onderstreept het belang van de lessen godsdienst en zedenleer. Wie bijvoorbeeld denkt dat de afschaffing van een degelijk onderbouwd moslimonderwijs zal helpen bij het voorkomen van radicalisering komt zonder twijfel bedrogen uit.
Uiteraard moet naast de levensbeschouwelijke vakken ook plaats zijn voor interlevensbeschouwelijke dialoog. Dit is trouwens al het geval. Maar zulke dialoog veronderstelt in de eerste plaats een goed inzicht in de eigen levensbeschouwing.
Luc Devuyst
ere-voorzitter coördinatie levensbeschouwelijke vakken
ere-inspecteur-adviseur niet-confessionele zedenleer voor het secundair en hoger pedagogisch onderwijs
ere-voorzitter Unie van Vrijzinnige Verenigingen